Koud licht, vlak voor het donker wordt – en
regen, een dode zondag in november
de naakte polders uitgestrekt en
opgebaard, een handvol knotwilgen, de voeten
in het water, totaal verlaten – Indachtig Reve
neem ik vast een glaasje, de luchtkastelen op Funda
cancel ik. De voorzanger die in de nacht roept om
verlossing uit de eenzaamheid, heb ik uit huis
gezet, het zwijgen opgelegd, gedumpt – een ijdeltuit
verslaafd aan lijden en verlangen kan ik overal
wel krijgen – het trage zoemen van een
wespenkoningin die een huis zoekt voor de winter.
Doodse stilte
in mijn uitzicht springen nu de lichten aan