Acte 7 – van eenheid
Bezie de mens die binnen
treedt, het oude licht
dat binnenvalt, de marmeren hal
gietijzeren leuningen langs de steile
trap, hoge plafonds met gestucte druivenranken
de doodse witte keuken met de ramen aan de
tuin, het antiek servies gescherfd, gebarsten –
gekerfd de tafel waar we altijd zaten, de stoelen
weerloos, uitgepraat, op de blauw geëmailleerde
kachel het vervaagd relief van pauwen – Dat ik het
zie, het mij genadeloos geopenbaard
wordt door het losse vrije dartelende licht, dat ik
ontsnapt ben aan de zwaartekracht – Ik zie de leegte
het gebenedijde niets