Aan Reve
Jij zei toen ‘dat de majesteit gods
heel dicht bij huis te zien is en te ervaren
gewoonlijk in een met oude fietsbanden
vol geworpen achtertuin’ –
Ik zie haar hier ook af en toe voorbij gaan
lichtvoetig dansend als een meisje
over het vale grindpad onder de oude mispel
bomen in mijn achtertuin – en later
als de wind valt, zie ik haar ademloos
tussen de haveloze stoelen op mijn binnen
plaats – Zij is de sprakeloze stilte.
En als ze plotseling oprijst en haar armen spreidt
Is zij het licht – Dat helle, hoge licht
dat alle dingen weerloos één maakt