Hoe ik toen ik jong was

Hoe ik toen ik jong was jarenlang de lange
weg naar school moest gaan, ook als het

regende of vroor of sneeuwde, in alle
seizoenen de kleur van de ochtend

schemering herkende, de kleur van het
namiddaglicht – soms de onbeschrijfelijke

aandrang voelde om haar even aan te
raken, haar stugge, koele, gladde huid

te aaien – de zwevende muze in graniet
van Hildo Krop – zo vrij en ingetogen

op dat muurtje aan de kade – Hoe mooi
ze is, in het november licht, hoe stil en

hoog en helder licht ze op, weerkaatst
ze in de schittering van het water – hoe

alles even een is