Gezapig

Gezapig kuiert hij – de handen op de
rug ineen geslagen, op zijn dooie

akkertje over ons terras, bij helderlichte
dag – een oud dikbuikig mannetje

totaal niet schichtig of vijandig. Als.
enig overlevende van zijn geslacht

wordt hij door ons met groot respect, ja,
zelfs met vertedering behandeld – vijf

poezen, de kraaien en de herdershond
en wij, alleen mijn dochter

mag hem tutoyeren, ze heeft hem
naar zijn naam gevraagd – ze zei

Wie ik liefheb wil ik heten –
Jan Rat, antwoordde hij verlegen.