Acte 8 – van beklemming

Acte 8 – van beklemming

Het verre blaffen van een hond, dof
klappende portieren – de

stille morgen spitst haar oren, ik zie
donkere figuren uit een

auto komen, beladen met formulieren
in het schemerduister onder ’t bladerdak

doemen ze dreigend op – De doodsangst,
loden lijfwacht en cipier, staat grijnzend

op de uitkijk. Tot jij, tot jij, het mes geslepen,
mij honend bij de keel zal grijpen – Ze vlucht

weg, dit keer, staart tussen de benen, als ze
naderen. De tune van smartelijke blaasmuziek,

teveel helblauwe oogschaduw op – de
zusters van het nachtarchief op werkbezoek.